Eastermar, ontstaan en ligging
Het dorp Eastermar is ontstaan doordat boeren zich vestigden op de hogere grond aan de oostkant van de Burgumer Mar. Wanneer de eerste bewoners hier zijn gaan wonen is niet meer na te gaan. Omstreeks 1200 moet de eerste stenen kerk op het tegenwoordige kerkhof gebouwd zijn. Uit het verkavelingspatroon van de oude bouwlanden kan opgemaakt worden dat de boerengemeenschap minstens een paar eeuwen ouder is. Aan het eind van de Middeleeuwen was het dorp al aardig uitgebreid: de meeste boerderijen moeten verspreid om de kerk en aan de noord- en zuidkant van It Heechsân gestaan hebben. Maar toen was het uit met de aanhoudende groei van het boerendorp.
Tegen het eind van de vijftiende eeuw werd een begin gemaakt met vervening op grote schaal. Tot ongeveer 1750 heeft deze activiteit de ontwikkeling van Eastermar beduidend beïnvloed. Na 1750 ging de werkgelegenheid in de veenderij, door uitputting van het veen, sterk achteruit en verviel het dorp weer tot een agrarisch bestaan.
De vervening had grote en voor een deel blijvende gevolgen: het ontstaan van de Leien en het verdwijnen van grote stukken weide. Maar winst was er ook: het witveen dat agrarisch eigenlijk onbruikbaar was, maakte plaats voor de goede weidegrond van het tegenwoordige Wytfean. In het gebied van de veenderij ontstonden heel wat nederzettingen van veenarbeiders. Deze buurtschappen verdwenen weer toen het met de vervening gedaan was.
Bij de brug over de Lits, op de rand van de hogere zandgrond, ontstond ‘De Wal’, waarschijnlijk eerst als woonplaats voor veenarbeiders. Later ontwikkelde deze buurtschap zich, mede door de geschikte plaats aan de enige waterverbinding naar het veengebied, tot een centrum van scheepvaart, handel en ambacht. Zo werd ‘De Wal’ de belangrijkste kern van het dorp en bleef dat ook. Toen er minder verveend werd, viel de basis van welvaart weg en die malaise duurde tot het midden van de twintigste eeuw.
De ontwikkeling van de oude kern van het boerendorp It Heechsân stagneerde door de opkomst van ‘De Wal’. De hervormde kerk bleef op It Heechsân en er hadden zich ook een paar winkeliers gevestigd. Tegenwoordig heeft It Heechsân het aanzien van een klein dorp.'
Langzamerhand ontwikkelde zich het boerenbedrijf. Na de vervening werd de dalgrond van It Wytfean in cultuur gebracht en ontstond er een gemeenschap van boeren. De boerderijen werden niet, zoals in andere veenkolonies, langs de vaart gebouwd, maar op een hogere zandrug, oostelijk van de vaart. De laatste heidevelden op de grens met Drogeham werden ontgonnen, het lage land rondom de Burgumer Mar werd ingepolderd en circa 1920 was het hele dorpsgebied in cultuur gebracht. Bij het boerenbedrijf veranderde er wel het een en ander: waren er eerst gemengde bedrijven met veeteelt in dienst van de landbouw, na 1880 werden er haast nog alleen maar producten verbouwd voor de veehouderij.
Door concentratie verdween de plaatselijke zuivelfabriek en ook op andere gebieden werd de werkgelegenheid minder. Er kwam wat compensatie door de vestiging van enkele fabrieken aan het kanaal bij Skûlenboarch (± 1960).
In cultureel opzicht is Eastermar tot ongeveer 1880 een eenheid gebleven: één kerk en één school. In de verveningstijd woonden de doopsgezinden echter al op It Wytfean en hadden daar een eigen kerk. Op It Wytfean was ook een school, maar die is door de bezuinigingen in de dertiger jaren opgeheven.
Na 1880 veranderde er veel op cultureel en godsdienstig terrein. De oprichting van de christelijke school in 1884 was heel ingrijpend. De ‘staatsschool’ verloor veel leerlingen.
Door de Doleantie scheidden de gereformeerden zich in 1887 af van de hervormde kerk. Veertig jaar later stapten de vrijzinnig hervormden uit de hervormde kerk van Eastermar.
Het dorp Eastermar ligt in de zuidoosthoek van de gemeente Tytsjerksteradiel en beslaat zo’n 1680 hectare. Het grootste deel van de Burgumer Mar en ongeveer de helft van de Leien behoren ook tot het dorpsgebied.
In het midden van de 20e eeuw zijn de grenzen van Eastermar verlegd in het voordeel van de dorpen Rottevalle, Jistrum en Sumar. De hedendaagse grenzen komen over het algemeen overeen met de grenzen van het werkgebied van scholen, kerken en verenigingen.
Bodemkundig bestaat het dorpsgebied van Eastermar voor het grootste deel uit zand; het lager liggende gebied ten westen van de Lits en om de Leien bestaat deels uit veengrond.
De eerdergenoemde buurt ‘De Wal’ heeft zich ontwikkeld (en gehandhaafd) tot de hoofdkern van het dorp en heeft ook officieel de naam: Eastermar. De helft van de Eastermarder bevolking woont in deze kern en daar zijn ook de meeste bedrijven van handel en ambacht. Een deel van deze bedrijven trekt ook mensen van buiten het dorpsgebied.
De watersport op Burgumer Mar en Leien zorgen ‘s zomers voor veel vertier.
It Heechsân (de oude dorpskern) heeft het aanzien van een dorp behouden. Er is geen middenstand meer aanwezig, maar wel een kerk en een verenigingsgebouw. In en om deze kern zijn nog veel boerderijen. Ongeveer een kwart van de bevolking woont op It Heechsân. It Wytfean heeft het karakter van een boerenstreek. De bebouwing bestaat voor zo’n vijftig procent uit boerderijen.
Dan zijn er nog wat kleinere buurtschappen zoals Skûlenboarch en de Heidbuorren, die vooral bestaan uit burgermanswoningen en wat verspreide boerderijen.
Bron: Eastermar (1990)
Bijdrage van Sybe de Jong (1931-1988)
Boek uitgegeven ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Vereniging voor Dorpsbelang.
(Met toestemming van het bestuur van Dorpsbelang en op twee plaatsen aangepast aan de situatie van nu: de situatie op It Heechsân en: van 'deze' eeuw is de 20e eeuw gemaakt).
Foto's: Streekmuseum Burgum, collectie Dam Jaarsma