Verklaringen kaart 4

1. De Keallekamp
Dit is een naam die op meer plaatsen voorkomt. Meestal is het een stuk land dicht bij de boerderij, waar de kalveren geweid worden. Het is een voorbeeld van een naam waarvan het gebruik van het land bepalend is voor de naamgeving. In de Floreenkohieren van 1838 en daarna komt deze naam voor als ‘De Kalverkamp’.Rom Paad, kaart 4

2. De Noarderboskkamp
Deze naam betekent: het ten noorden van de Parsingel gelegen stuk land, vroeger een stuk bos. De percelen 2 t/m 7 behoorden in de 17e en 18e eeuw tot het complex buitenhuis met landerijen en bos, eigendom van achtereenvolgens de familie’s van Haersma, van Poutsma en van Sminia. De familie van Haersma, al sinds de 15e eeuw in Eastermar woonachtig, bewoonde niet alleen de de oorspronkelijke familiestate Haersma-State (op de plek waar nu de boerderij de ‘Grote Hornst’ staat), maar ook het ‘Blauwhuis’. Een ‘Blauwhuis’ is de gebruikelijke benaming voor een huis dat met blauwe dakpannen gedekt was, een teken van welstand. Vlakbij het Blauwhuis lag de ‘Slotpleats’, een boerderij die eveneens tot het landgoed behoorde. Johannes van Poutsma (1686-1723), die in 1719 trouwde met zijn nicht Aurelia van Haersma (1682-1761) liet het Blauwhuis verbouwen tot een fraai buitenhuis, dat hij eveneens ‘Haersma-State’ noemde. Johannes liet ook een park met bos aanleggen. Zijn weduwe bleef er na zijn dood in 1723 met haar kinderen nog twaalf jaar wonen. In 1735 verkocht zij het buiten echter aan Jetze van Sminia, secretaris van de Staten van Fryslân, getrouwd met Wiskje van Haersma, een verre achternicht van Aurelia. Jetze verving de naam ‘Haersma-State’ door ‘Driezigt’, een naam ontleend aan de drie singels die op de State uitkwamen. Jetze overleed in 1771, Wiskje in 1785. Hun zoon Hobbe Baerdt van Sminia erfde het buiten, maar liet een nieuw herenhuis bouwen in Burgum. ‘Driezicht’ werd in 1789 voor afbraak verkocht. Ook de bomen in het bos, bestaande uit eiken en beuken, werden geveld en verkocht. Op het terrein van het landgoed kwam een eenvoudig boerderijtje te staan, het huidige adres Grote Hornstweg  35. De ‘Slotpleats’ werd in 1854 afgebroken.
De namen van de percelen 2 t/m 7 herinneren aan het park dat Johannes van Poutsma in 1715 liet aanleggen. De singel die de scheiding vormde tussen de Noarderboskkamp en de Suderboskkamp werd in later tijd de Parsingel genoemd, omdat deze laan toen met perenbomen beplant was. Zie ook bij de percelen 19, 20 en 21.

3. De Suderboskkamp

Deze naam betekent: het ten zuiden van de Parsingel gelegen stuk land, vroeger een stuk bos. Zie verder bij nr. 2, de Noarderboskkamp.

4. De Fiverbosk

Het zuidelijke kwart van dit stuk land werd in 1838 omschreven als 'Een hornleger Vijverbosch genaamt, bosch zijnde'. Het herinnert aan de vijvers die in 1715 achter het buitenhuis ‘Haersma-State’ werden gegraven. Zie verder bij nr. 2, de Noarderboskkamp.

5, 6 en 7. It Singelbosk
Deze naam herinnert aan het bos met singels rondom dat Johannes van Poutsma in 1715 bij zijn buiten ‘Haersma-State liet aanleggen. De naam Singelbosk komt sedert 1828 op schrift voor. De percelen 6 en 7 werden later bij de westelijk gelegen landerijen getrokken.

8. De Eintsjes
Deze naam komt in 1835 voor als ‘De Endjes’. Vroeger liep van de oostkant van dit perceel een pad in zuidelijke richting, over de Easterterp, in 1821 nog tot aan de Blauhûskamp toe. Maar ook begin 20e eeuw kon men vanaf ‘de Eintsjes’ over De Terpen (zie perceel 12) en via de Harstpaden de ‘buorren’ van Eastermar bereiken.

11. De Easterterp

De naam Easterterp betekent: de oostelijk gelegen terp, dwz. oostelijk van De Terp, perceel 12.. Ca. 1970 werd perceel 6, een gedeelte van It Singelbosk, bij de Easterterp getrokken. Zie verder bij perceel 12, De Terp.

12. De Terp
In vroeger tijden werd De Terp ook wel als It Ald Terp aangeduid, zoals bv. in 1720, in het ‘Register van het onderhoud van de wegen' als 'Een akker op het Oud Terp'. Daarnaast komen benamingen als De Terpen en Terplân voor. Terp, een heel oud woord, betekende in eerste instantie ‘dorp’, zoals in de plaatsnamen Ureterp en Olterterp. In de Friese kleistreken is de betekenis overgegaan op de hoogte waarop het dorp lag. Daarna werd ‘terp’ ook gebruikt voor de akkers bouwland die op de terp lagen.

13. It Lieuwelân
Vanouds werd dit perceel als Westerterp aangeduid, dwz. westelijk van de Terp (zie perceel 12) gelegen. Het werd ook ‘Oud Hiemsteed’ genoemd, maar daarna kwam de naam ‘It Lieuwelân’ in zwang. Deze naam is een herinnering aan Lieuwe Douwe Hoekstra, die volgens de Floreenkohieren van 1798-1828 eigenaar was van de boerderij waartoe dit stuk land behoorde. In 1838 werden de ‘Zathe en Landen’ in gedeeltes verkocht. ‘It Lieuwelân’ werd eigendom van W.P. Tjepkema en in de Floreenkohieren van 1838, 1848 en 1858 geregistreerd als ‘Het Oude Hiemsteed'. De boerderij stond aan de noordkant van het perceel, in het midden, aan de Achterweg en zal rond 1838 afgebroken zijn.


14 en 15. It Doarpslân
De betekenis van deze naam is niet bekend. Mogelijk nog een echo uit een grijs verleden toen de grond gemeenschappelijk bezit van de dorpsbewoners was? Nr. 14 staat bekend als ‘It Doarpslân’, maar het vormde vóór 1800 één geheel met nr. 15, zodat deze naam mogelijk voor beide percelen gold. Op de kadastrale kaart van 1832 is op perceel 15 nog geen bebouwing aanwezig. De naam ‘Wester-eynd’ (zie B.R. Veltman, Oostermeer geschiedkundig beschreven, pag. 13) voor een buurtschap die ooit ongeveer op deze plek bestond, hoort niet bij deze na 1832 ontstane bebouwing. Die naam is veel ouder.

16. De Westerkamp
Deze naam betekent ‘de westelijk gelegen kamp’, dw.z. westelijk van de naastgelegen Burgerkamp. Op beide percelen werd ca. 1970 het sportcomplex De Burgerkamp aangelegd.

17. De Burgerkamp
De naam ‘Burgerkamp’ is een verbastering van de oorspronkelijke naam ‘De Burgumerkamp’. Deze naam komt als ‘Bergumerkamp’ voor in 1847. Wat precies de relatie met Burgum is, is onbekend.

18. De Rûchkamp
In 1848 en 1858 (Floreenkohieren) komt deze naam voor als 'De Ruigekamp'. Het wijst op een bepaalde begroeiing, vaak op wat hoger gelegen land.
19. De Boskkamp 
Deze naam geeft weer dat dit perceel ooit met bos begroeid was. Vermoedelijk was dit het geval al sedert de 16e en 17e eeuw, toen de familie van Haersma het nabijgelegen ‘Blauwhuis’ bewoonde. Bebossing geldt voor meerdere percelen. Zie bij de nummers 2 t/m 7, 20 en 21.

20. De Blauhûsbosk
In 1735 stond hier een boerderijtje, dat ‘It Lyts Blauhûs’ genoemd werd. Vermoedelijk werd na afbraak dit perceel met bos ingeplant, mogelijk door de familie van Sminia, die sinds 1735 het nabij gelegen ‘Driezigt’ bewoonde. Perceel 20 vormt nu één geheel met de percelen 3 en 5. Zie bij de nummers 2 t/m 7, 19 en 21.

21. De Blauhûskamp
Dit perceel land behoorde ooit bij het boerderijtje ‘It Lyts Blauhûs’ (zie nr. 20) en ontleent zijn naam aan deze eigendomsverhouding. Zie ook bij de nummers 2 t/m 7, 19 en 20. B.R. Veltman schrijft in ‘Oostermeer geschiedkundig beschreven’, op pag. 106: ‘Nog lang heeft op de Blauwhuiskamp een schuur gestaan, die eenmaal als volière (vogelkooi) dienst deed; voor 1850 was zij al verdwenen.’

22. De Skoallekamp
De exacte betekenis van ‘De Schoolkamp’ is niet bekend. Mogelijk werd het perceel (waarop nu bebouwing) zo genoemd omdat het gelegen is tegenover de plek (huidig adres Grote Hornstweg 12) waar vóór 1700 de dorpsschool gevestigd was. Ook dat perceel staat bekend als ‘de Skoallekamp’. Zie hiervoor B.R. Veltman, ‘Oostermeer geschiedkundig beschreven’, pag. 79.

Naar boven