Verklaringen kaart 16

8. De Lange Trije
Het eerste deel van deze naam is ontleend aan de langgerekte vorm van dit perceel. Het is echter onduidelijk waar het telwoord ‘trije’ op teruggaat.

Rom Paad, kaart 16

14. en 15. De Hynstepetten
Het woord ‘petten’ heeft te maken met veengraven en turfwinning. Het zijn de ‘petgaten’ (vrgl. het woord ‘put’) die overblijven nadat het veen afgegraven is en vaak vol met water raken. De herkomst van het eerste deel van deze naam (‘de Paardenpetten’) is onbekend. Het is onduidelijk welke rol paarden hier precies gespeeld hebben. Zie ook de nrs. 22 en 23.

18. De Jellumer Pôle

Het woord ‘pôle’ is het gewone woord voor een klein stukje grond. Het is onduidelijk waarom het de ‘Jellumer Pôle’ genoemd wordt: is er een relatie met (een inwoner van) het dorp Jellum (ten zuidwesten van Leeuwarden)?

21. De Timmermanskamp, ook: De Kjellingen
Welke timmerman hier bedoeld wordt is niet bekend. Het perceel staat (met andere percelen) ook bekend als ‘De Kjellingen’. Zie nr. 24.

24. De Kjellingen
Zie ook de nrs. 21, 25 t/m 32, 43 t/m 45, 52 en 55. Het is mogelijk dat nog meer percelen dan de hiergenoemde ooit gezamenlijk de Kjellingen vormden, zodat het hier één aaneengesloten complex betreft.
De Kjellingen vormen een opvallende zandkop in het omliggende veengebied. De hoogte is ongeveer twee meter, gelegen op de grens van een voormalig beekdal, dat de Burgumer Mar verbond met de Leien. Vlakbij de Kjellingen voerde de Amerikaanse archeoloog Newell in de jaren zeventig van de 20e eeuw een onderzoek uit naar een grote nederzetting uit de middensteentijd.
Tussen 1925 en 1942 ontdekte Piet Horjus, winkelier en amateur-archeoloog uit Eastermar, op de Kjellingen een collectie gebruiksvoorwerpen uit de late steentijd, afkomstig uit de Tjonger-cultuur (ca.10.000 voor Christus). Het betrof Tjongerspitsen, korte massieve schrabbers, stekers en zgn. klingschrabbers. De eerder aanwezige toendra was toen al veranderd in een landschap van berken- en dennenbos. De jagers van de Tjongercultuur hadden dus niet alleen rendieren om op te jagen (zoals hun voorgangers uit de Hamburgcultuur), maar konden ook jacht maken op wild dat in de bossen leefde. De artefacten uit de collectie Horjus maken deel uit van de verzameling, aanwezig in het Streekmuseum Burgum.

Een verklaring van de naam Kjellingen is niet voorhanden. De naam komt vanaf 1700 in de Floreenkohieren voor, geschreven  als ‘Kellingen’. De uitgang –ingen geeft een meervoudsvorm aan. Over de betekenis van het woord ‘Kel(l)’ kan alleen gespeculeerd worden. Ligt er een relatie met het woord kjeld = kou? Met keal = kalf? (vrgl. een woord als ‘de Keallekamp’, uitgesproken als ‘de Kjellekamp’). Werden er dan voornamelijk kalveren geweid? Of met keal = kaal? Dan zou het gaan om een complex landen waar de begroeiing grotendeels verdwenen is.

Opvallend is dat het woord Kjellingen ook in Scandinavië voorkomt. Zo is het een naam van een muziekgroep en een radiostation uit Zweden.
36. De Keimpe Leien
Met leien wordt de ondergrond bedoeld die overblijft nadat het veen is afgegraven. Het woord gaat ook wel over op het water waarmee een afgegraven stuk grond zich vult: zo kwam het meertje De Leien aan zijn naam.Wie ‘Keimpe’ precies geweest is, is onbekend. Tegenwoordig maakt de Keimpeleien deel uit van het aldaar ingerichte natuurgebied. Zie ook nr. 40.

38. De  Lytse Buorren
Op de westelijke oever van de Lits, bij het begin van de Leien, is een kleine nederzetting van turfgravers geweest, die ‘de Kleine Buren’ genoemd werd. Veltman schrijft hierover in zijn boekje ‘Oostermeer geschiedkundig beschreven’ op pag. 10: ‘Een kleiner gehucht ontstond vlak bij de verveningen, de z.g. 'Lytse Bûrren', waar in de laatste jaren nog vele overblijfselen van vroegere woningen gevonden worden. Toen de verveningen afgeloopen waren, had dit gehucht geen reden van bestaan meer en verdween het even snel als het ontstaan was.’

42. De Swaentsje Leien
Met leien wordt de ondergrond bedoeld die overblijft nadat het veen is afgegraven. Het woord gaat ook wel over op het water waarmee een afgegraven stuk grond zich vult: zo kwam het meertje De Leien aan zijn naam. Aan welke ‘Swaantsje’ hier als naamgeefster gedacht moet worden is onbekend.

49. en 50. De Unwaarskamp
Het is onbekend waarom deze percelen zo genoemd worden. Heeft hier ooit een zwaar onweer met blikseminslag plaatsgevonden?

53. en 56. It Allelân

Het is niet bekend aan welke ‘Alle’ de naam van deze percelen ontleend is.

Naar boven